February 11, 2011

Dijkenbouw door de eeuwen heen

Het archetype van een dijk is een aarden wal. Zo ongeveer zijn de eerste dijken ook gemaakt, maar intussen is een dijk geëvolueerd tot een grondlichaam dat in aard en vorm sterk kan verschillen. Toch staat het basisprincipes van de dijk nog steeds overeind: de kruin van de dijk dient hoger zijn dan de hoogste te verwachten waterstand en de wering moet voldoende sterk zijn. De Romeinen hadden dit al goed begrepen en hebben tot aan de 12e eeuw de standaard bepaald van dijkenbouw in ons land.

1e eeuw - De Limes

De Limes rond het jaar 0 als Noordgrens van het Romeinse rijk een belangrijke handelsroute waarlangs allerlei belangrijke nederzettingen waren of ontstonden. In Nederland liep deze weg dwars door het rivierengebied, en verbond daarmee diverse Noord-Zuid lopende heerwegen.De Romeinen waren voor het begaanbaar houden van deze routes gedwongen om op grote stukken de weg verhoogd aan te leggen als een dam. Soms werd daarbij zelfs gebruik gemaakt van een kistwerk van houten palen, met daartussen puin. Hoewel deze dammen geen waterkerende functie hadden is deze grootschalige en minutieuze aanpak zijn tijd ver vooruit. De inheemse bevolking leven nog op terpen en van dijken is nog amper sprake.

2e tot 12e eeuw - Terpen en Inlaagdijken

Tot ver in het nieuwe millennium stelt de dijkenbouw van de Nederlanders nog weinig voor. Met walletjes, vaak zelfs van veen, worden de terpen onderling verbonden en zo ontstaat op diverse plekken geleidelijk een stelsel van dijken. Nadeel is dat deze wallen niet bestand zijn tegen golfslag. Als een dijk dreigt te bezwijken legt men landinwaarts een inlaagdijk aan als vervanger. Zo ontdekt men en passant de werking van voorland als golfbreker.

13e eeuw - Omringdijken

Vanaf de 13e eeuw wordt na een serie stormvloeden in Zeeland en Holland voor het eerst planmatig omringdijken aangelegd. Uniek is dat de eigenaren, adel en kerk voor het eerst de handen ineen slaan. In Noord-Holland wordt onder leiding van graaf Floris de Vijfde zo een serie veenwallen vervangen door dijken van klei en samengevoegd tot de beroemde West-Friese omringdijk.

17e eeuw - Wierdijken en droogmakerijen

Gedurende de Gouden Eeuw zijn op grote schaal nieuwe polders ontgonnen en meren drooggelegd. Innovatief was de planmatige manier waarop dijken en watergangen werden ingezet om deze meren droog te krijgen en te houden. Met een omvangrijke ringdijk en een stelsel van molens werd dit bewerkstelligd. Ook in het dijkprofiel zocht men naar nieuwe methoden. Zo ontstond de wierdijk: er wordt een dubbele rij houten palen in de grond geslagen. Vervolgens werd er tussen de palen tot vijf meter hoog zeegras samengeperst. Dit zeegras bleek beter bestand tegen lekkages, omdat het water er door heen sijpelt en de dijk niet ineens wegslaat, zoals bij klei het geval is. Bij Wieringen is dit principe van de wierdijk recent gereconstrueerd.

18e eeuw - Paalworm en basalt

In de eerste helft van de achttiende eeuw zorgde een toen nog onbekend beestje voor grote problemen. De paalworm vrat overal in het land de houten beschoeiingen van de dijken op. Omvangrijke overstromingen waren het gevolg en men moest een nieuw type dijk ontwikkelen. Men besloot de dijken voortaan te versterken met basaltblokken, geïmporteerd uit Noorwegen. Met dit nieuwe materiaal ontdekte men dat een schuin aflopend talud veel beter tegen de golfslag bestand was, en het moderne dijkprofiel was geboren. 19e eeuw - Industriële dijkverhogingen Met het steeds grootschaliger inpolderen in de 18e en 19e eeuw moest men de dijken steeds verder ophogen. Omdat het water van de rivieren niet langer de kans kreeg zich over een groter oppervlak te verspreiden, veroorzaakte de bedijking een steeds hoger oplopen van de waterstanden en frequente doorbraken en overstromingen. De industriële revolutie maakt echter ook veel innovaties op dijkenbouw mogelijk, zoals met de omvangrijke ringdijk waarmee de Haarlemmermeer werd drooggelegd.

'20-'40 - de Zuiderzeedijk

In de 20ste eeuw werd een nieuwe standaard voor dijkenbouw gezet met de omvangrijke Zuiderzeewerken. Op industriële wijze werden omvangrijke zeewerende dijken en dammen gebouwd. Voor de Wieringenmeerpolder gebeurde dit nog goeddeels met de inzet van honderden arbeiders. Gaandeweg werd het proces steeds meer gemechaniseerd. De dijkprofielen zijn intussen veel complexer geworden. Zo is een typerend profiel voor de Wieringemeerpolder de volgende: een basis van rijshout met daarop een laag stortsteen en een grondlichaam van keileem, afgedekt met een krammat, een vlijlaag van puin en tenslotte een bekledingssteen.

'50-'90 - Deltadijk

De overstroming van 1953 betekende een keerpunt in het denken over veiligheid en met de Deltawet (1957 - 2005) deed het begrip Deltahoogte zijn intrede. Deze hoogte is voor iedere dijk in principe anders, omdat nu bij de hoogwaterstand ook de verwachte golfoploop moet worden meegerekend. Ook wordt voor de hoogwaterstand een bepaalde overstromingsfrequentie maatgevend (bijvoorbeeld eens in de 10.000 jaar). Zo is bijvoorbeeld de Deltahoogte van de Noordzeedijken gesteld op 12 meter boven NAP. Wat men ook leerde uit de ramp van '53 was dat als het binnenbeloop van de dijk breder en flauwer is, de kans op ondermijning door golfslag ook kleiner is. Moderne dijken hebben sindsdien dus een flauwer oplopende en bredere landzijde gekregen. Tenslotte is de belangrijkste vernieuwing de grootschalige aanleg van waterkeringen in de belangrijkste zeegaten, waaronder de beroemde 'afsluitdijk'. Strikt genomen is dit echter een 'dam', omdat zich aan beide zijden water bevindt.

'90-'00 - Rivierdijk

In 1993 en 1995 stond langs de grote rivieren het water tot aan de kruinen van de dijken. Deze bijna-rampen leidden met de Deltawet Grote Rivieren (1995 - 2005) tot een nieuwe overstromingsnorm voor de grote rivieren van eens in de 1250 jaar. Gevolg was dat nu ook rivierdijken (althans die van de Grote Rivieren) verzwaard moesten worden tot Deltahoogte. Omdat op en aan veel van die dijken zich woningen en infrastructuur bevonden, betekende dit een omvangrijke operatie, met grote gevolgen voor het aanzien van het rivierengebied. Veel dijkwoningen raakte hun zicht op de rivier kwijt, en in veel stadjes aan de rivier, zoals Doesburg, wordt het zicht vanaf het water ingenomen door een hoge verharde kade.

'00-'09 - de IJkdijk

Momenteel worden er door de stichting IJkdijk gewerkt aan een slimme dijk. Hierin is een monitoringssysteem is opgenomen, dat verzwakkingen kan registeren. Ook is er een proeflokatie ontwikkeld, waarmee de verschillende innovaties schaal één op één getest kunnen worden op sterkte in een proefdijk: de IJkdijk.

'09- ? - de Teibo

Als gevolg van de klimaatsverandering stelt de commissie-Veerman anno 2008, dat het veiligheidsniveau van alle dijkringen omhoog moet met een factor 10. Zo zou voor de kustverdediging niet 1 keer in de 10.000 jaar, maar 1 keer in de 100.000 jaar als norm moeten tellen. Flink wat dijken zullen dus opgehoogd moeten worden. Bovendien stelt de commissie voor om brede en daardoor onbreekbare dijken te bouwen, naar voorbeeld van de Teibo's in Japan. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen zouden ook bij voorkeur op dit soort aanplempingen plaats moeten vinden. Verder wil de commissie het peil van het IJsselmeer met 1 tot 1,5 meter verhogen, met grote gevolgen voor de steden en dijken aan het meer. Bijzonder is dat juist voor het Markermeer het Rijk heeft besloten dat achter een verhoogde Markerdijk grootschalige buitendijkse stedelijke uitbreiding mogelijk is.

Bronnen, noten en referenties

more from similar articles: